Pulmonale pathologie uitgelicht
Pulmonale Pathologie gaat over de longen, maar ook over andere organen in de thoraxholte, zoals de thymus en het hart.
Beeldvorming en manieren om weefsel te verkrijgen worden steeds verfijnder binnen de pathologie. Met deze nieuwe technieken worden arts en patiënt voorzien van steeds specifiekere informatie over de tumorkenmerken waarmee de patiënt gepersonaliseerde therapie kan worden aangeboden.
Dit deel van de pulmonale pathologie ontwikkelt zich razendsnel, biedt de patiënt mogelijk nieuwe behandelmethoden, en maakt de longoncologie een constant en snel veranderend veld. Deze predictieve diagnostiek binnen de longoncologie gaat deels over immuunhistochemie, maar grotendeels over moleculaire diagnostiek. Met bijvoorbeeld PD-L1 kleuringen wordt voorspeld of een patiënt goed gaat reageren op immunotherapie, en indien er heel veel PD-L1 op de tumorcellen aanwezig is, kan dit zelfs betekenen dat een patiënt immunotherapie krijgt zonder bijkomende chemotherapie. Daarmee helpen wij dus in het laboratorium bepalen welke medicijnen effectief zullen zijn, en dus ook welke medicijnen een patiënt krijgt voorgeschreven.
Middels moleculaire diagnostiek, en dan met name de Next Generation Sequencing (NGS), onderzoeken we in welke genen er mutaties aanwezig zijn die behandelconsequenties hebben. Bij NGS worden vele genen tegelijkertijd onderzocht, en het grote voordeel hiervan is, dat er soms ook afwijkingen worden gevonden in genen waarvoor eerst nog geen therapie beschikbaar was, maar inmiddels bijvoorbeeld wel een studie loopt waar een patiënt aan mee kan doen. De nieuwste ontwikkeling is dat er middels NGS nu ook gekeken kan worden naar fusiegenen, waarbij delen van het ene gen aan het andere gen gekoppeld zijn, en daardoor zorgen voor bijvoorbeeld heel hoge expressie van een gen. Bijvoorbeeld een gen waarvan het eiwit kankercellen extra snel laat groeien. Ook tegen longkanker veroorzaakt door deze fusiegenen komen steeds meer medicijnen beschikbaar.
Sinds kort hebben we de beschikking over een nieuw NGS panel, waarmee we in één keer (bij longkanker) kijken naar het voorkomen van ten minste acht fusiegenen.
De ontwikkelingen gaan snel, er is hiervoor constant overleg met onze aanvragers, de longartsen, maar ook met het lab, de KMBP’ers en het management om de ontwikkeling op zo’n kort mogelijke termijn te kunnen implementeren.